Urbex - Religieus - 't Hoompje (NL)
Het gebouw dat tegenwoordig in de volksmond "Het Hoompje" wordt genoemd is gebouwd in 1909 door een zekere baron Cox. Officieel heete het gebouw "La
Pommerie". In eerste instantie werd het bewoond door de "Zusters der Kindheid van Maria", een orde in 1838 gesticht door kannunik Ch. Charton. Enkele jaren na
de ingebruikname kwam het in bezit van de "Soeurs de la Providence de Rouen" die zich door de Combenwetten gedwongen zagen uit Frankrijk te vertrekken. Zij
stichtten in het gebouw een noviciaat. Enige tijd later kochten de zusters Dominicanessen uit Brugge het pand. Het bood onderdak aan zusters die uit de missie kwamen en kreeg de naam "H. Hart ter Ruste". De zusters gaven er onderwijs aan geestelijk gehandicapte kinderen.
In 1934 gaf Brugse Monseigneur Lamyrois de opdracht aan de "Zusters van de kindsheid van Maria" om het gebouw te kopen. Zo kwam het tehuis weer aan de
oorspronkelijke orde. De orde hield zich overigens evenals de vorige eigenaar bezig met sociaal en mentaal achtergebleven kinderen. Op 15 augustus 1934 verschenen de eerste drie zusters van de orde. Zij verzorgden er 25 kinderen (Belgische, geen Nederlandse).
Na de Tweede Wereldoorlog, meer bepaald van 1944 tot 1950, was in het in vergelijking met de rest van de kern Sluis relatief ongeschonden gebouw een noodstadhuis en politiebureau ingericht. Tevens werden er goederen verkocht tegen een lage prijs, het laatste vanwege het feit dat Sluis ernstig was verwoest en veel huishoudens alle huisraad verloren hadden. Deze "markt" op de "Providence" of "Het Hoompje" werd in de volksmond "de Hark" genomed. De zusters zetten aanvankelijk hun werkzaamheden in het "Hoompje" voort. Zij kregen overigens geen subsidie van de Nederlandse overheid, aangezien de orde een Belgische (onderwijs)instelling was. Wegens veranderde educatieve opvattingen en financiële redenen werd het klooster en internaat op 5 september 1986 gesloten. De zusters en leerlingen vertrokken in dat jaar naar Oedelem (B).
Pommerie". In eerste instantie werd het bewoond door de "Zusters der Kindheid van Maria", een orde in 1838 gesticht door kannunik Ch. Charton. Enkele jaren na
de ingebruikname kwam het in bezit van de "Soeurs de la Providence de Rouen" die zich door de Combenwetten gedwongen zagen uit Frankrijk te vertrekken. Zij
stichtten in het gebouw een noviciaat. Enige tijd later kochten de zusters Dominicanessen uit Brugge het pand. Het bood onderdak aan zusters die uit de missie kwamen en kreeg de naam "H. Hart ter Ruste". De zusters gaven er onderwijs aan geestelijk gehandicapte kinderen.
In 1934 gaf Brugse Monseigneur Lamyrois de opdracht aan de "Zusters van de kindsheid van Maria" om het gebouw te kopen. Zo kwam het tehuis weer aan de
oorspronkelijke orde. De orde hield zich overigens evenals de vorige eigenaar bezig met sociaal en mentaal achtergebleven kinderen. Op 15 augustus 1934 verschenen de eerste drie zusters van de orde. Zij verzorgden er 25 kinderen (Belgische, geen Nederlandse).
Na de Tweede Wereldoorlog, meer bepaald van 1944 tot 1950, was in het in vergelijking met de rest van de kern Sluis relatief ongeschonden gebouw een noodstadhuis en politiebureau ingericht. Tevens werden er goederen verkocht tegen een lage prijs, het laatste vanwege het feit dat Sluis ernstig was verwoest en veel huishoudens alle huisraad verloren hadden. Deze "markt" op de "Providence" of "Het Hoompje" werd in de volksmond "de Hark" genomed. De zusters zetten aanvankelijk hun werkzaamheden in het "Hoompje" voort. Zij kregen overigens geen subsidie van de Nederlandse overheid, aangezien de orde een Belgische (onderwijs)instelling was. Wegens veranderde educatieve opvattingen en financiële redenen werd het klooster en internaat op 5 september 1986 gesloten. De zusters en leerlingen vertrokken in dat jaar naar Oedelem (B).